Wie het schoentje past, trekke het aan.

Dit verhaal heeft de bijbel niet gehaald. De eindredacteur vond het verhaal van de talenten beter. Hij heeft dan ook nooit in Zelensis gewoond. En zeker niet in onze tijd.

 

Uit de brieven van Marcus aan de Zelensianen.

In die tijd leefde er een rijke heer in de Van Praetse bosschen langs de Scaldisrivier. Heelder gehuchten verdienden de kost in zijn dienst. Werkend en zwoegend op het werk van den akker, koeien melkend met de blote hand. Zij hanteerden de zeis en dorsvlegel als de beste. Vrouwen zongen shantys onder het karnen van de melk, het kneden van het deeg en het zogen van hun kind.

Op een dag werd de Heer ontboden naar Rome. Die reis zou vele weken, ja zelfs maanden in beslag nemen. Zolang kon het gebied niet zonder leiding blijven. De Heer zocht en vond in de rangen van de familie van de Creditores een zekere Tomasianus. De Creditores waren reeds generaties lang bedreven in financiële aangelegenheden. En Tomasianus moest nog een stage lopen in bedrijfsbeheer.

De Heer ontbood Tomasianus in zijn gouden werkkamer en gaf hem de opdracht de streek te beheren in afwachting van zijn terugkomst uit het verre Rome.

De dag erna vertrok de Heer met zijn gevolg langs wegen die nog tweeduizend jaar zouden intact blijven, maar geen sneller verkeer dan stapvoets toelieten.

Tomasianus begon met goede moed en enthousiasme aan zijn opdracht. Hij had van zijn familie vernomen dat het wijs was fors te investeren om de opbrengsten te verhogen. En de geldhandelaars in Brussellis, een groeiende handelspost aan de Zenne, boden interessante tarieven aan.

En zo gebeurde het dat Tomasianus op zijn beurt een tocht langs de Romeinse Steenwegen aanvatte met drie ezels om in Broeksellis sestertiën, denarii en aureussen op te halen. Een week later kwam Tomasianus terug thuis, zijn ezels kreunend onder het gewicht van het vele goud.

Tomasianus was gelanceerd. Alleen hadden zijn raadgevers hem niet duidelijk gezegd waarin hij moest investeren: paarden, eggen en ploegen zouden nuttig zijn geweest. Het verbeteren van de zorg voor de pachters en het repareren van de putten in de landwegen zou voor iedereen goed zijn geweest.

Maar Tomasianus had in Brussellis verhalen gehoord over warmwaterbaden met gouden kranen. Dat bestond niet in Zelensis, en zijn idee was dat de Heer tijdens zijn verblijf in Rome van die heerlijkheden zou genieten, en die zou missen bij zijn terugkeer.

Dus ging hij te rade bij zijn vriend Porcilinarius. Die zou zeker in de tuin van het Herenhuis een Romeins warmwaterbad kunnen plaatsen. En zo geschiede. Porcilinarius leverde een klein Parthenon af zoals nooit gezien in deze contreien. Porcilinarius was ook bij de Grieken in Athene in de leer geweest en legde zo in onze streken de basis voor de Latijn-Griekse.

En Tomasianus zag dat het goed was. Hoewel niet iedereen het daarmee eens was. Daarom werd er een feestje gegeven voor de gelijkgezinden en werd het bad gevuld met verse ezelinnemelk. Om de getrouwen te bedanken. En zijn eigen grote gelijk te etaleren voor de buitenwereld.

Alleen, het voorplein van het Herenhuis had niet dezelfde grandeur. In goede staat nog wel, daar niet van, maar toch. Het kon beter. En groter. En de karren die er passeerden verstoorden ook de rust.

Asfaltianus kreeg de opdracht het voorplein uit te breken. Fluvianus zou meteen een nieuwe riool steken en vooral een septische put voorzien. Want het dierf nogal eens stinken in het grote huis. Gardianus zou hier en daar een bomenrij planten, waarna Asfaltianus de zaak weer kon dichtgooien. En er mochten geen karren meer passeren.

Net op tijd voor de terugkeer van de Heer.

Die laatste ontstak meteen in een razende woede. Wat enkele eeuwen later een franse colère zou worden.  Hij was voorbij huizen gereden met kapotte daken, half bewerkte akkers en graatmagere koeien.

Toen hij Tomasianus zag, kon hij van woede amper uitbrengen “Wat hebt gij hier uitgespookt?”.

Maar Heer, zei Tomasianus: De financiën zijn in orde! Ik heb de rekeningen voorgelegd aan de Romeinse landvoogd Pontius Pilatus en die heeft ze goedgekeurd. Dat wil toch zeggen dat mijn beleid goed was? We hebben een voorplein met een waterspiegel en mooie baden.

Het aangezicht van de Heer zwol roder en roder aan. “De cijfers zullen wel kloppen, dan worden die gewoon goedgekeurd. Maar heeft de landvoogd ook werkelijk gezegd dat ge het juiste beleid hebt gevoerd? Of is dat uw eigen interpretatie?”

“Vinden de pachters met kapotte daken, half bewerkte akkers en graatmagere koeien dat ook?” “Waarom zijn de togen van de bakkers, beenhouwers en kleermakers verlaten?”
“Wie gaat dat geld aan Brussellis terugbetalen? En wie gaat het uitgestelde onderhoud inhalen?”

Tomasianus mompelde dat dat allemaal niet belangrijk was vergeleken met zijn vernieuwende langetermijnvisie. “Ge begrijpt het niet Heer, maak de klik” probeerde hij zich te verdedigen.

Hij is laatst gezien aan de rand van het warmwaterbad dat voor de gelegenheid was gevuld met verse ezelinnemelk.

De Heer zwoer een dure eed: Nooit nog laat ik mijn streek achter in de handen van rentmeesters die enkel oog hebben voor het eigen grote gelijk en geen oor hebben voor de echte noden.

 

Voorwaar voorwaar ik zeg u: Wie zijn geld besteedt aan geleende luxe en praal maar zijn huis niet onderhoudt zal geen bezoek ontvangen.


3 reacties op “Wie het schoentje past, trekke het aan.
  1. Dvds schreef:

    zeiensis..das niet ver van hier zeker? rinkhoutus…

  2. admin schreef:

    Dat klopt, maar je moet onderscheid maken tussen petitus rinkhoutus en longus rinkhoutus 🙂

  3. Dirk Maes schreef:

    Wat een mooi, maar triestig verhaal, waarin ik enkele gelijkenissen meen te herkennen, met de hedendaagse periode. 👍

Abonneer je op Beethoven

Voer je e-mailadres in om een bericht te krijgen telkens er een nieuwe Beethoven tekst verschijnt. Je e-mailadres wordt enkel en alleen hiervoor gebruikt.

Top